Als je in je kledingkast kijkt, dan staat er vast niet overal hetzelfde maatlabel in. Het ene merk valt groter, het andere kleiner. Geen probleem, want in de winkel kun je gewoon een andere maat passen.
Maar als je zelf een trui breit, wil je natuurlijk in één keer de juiste maat maken. Even opnieuw passen en wisselen van maat zit er dan niet in. Hoe zorg je ervoor dat je breisel straks past zoals jij het wilt?
Meten is weten
De basis is simpel: zorg dat je je eigen borstomvang weet. Dat is het startpunt voor het kiezen van een maat bij een trui of vest. Maar daar blijft het niet bij. Je moet ook rekening houden met de overwijdte.
Wat is overwijdte?
Overwijdte is de extra ruimte die een kledingstuk heeft bovenop je eigen lichaamsafmetingen. Die ruimte zorgt ervoor dat een trui comfortabel zit en niet knelt.
Een trui heeft meestal 5–10 cm overwijdte. Een loszittend model zelfs nog meer. Een T-shirt heeft vaak minder overwijdte, en een strak T-shirt kan zelfs negatieve overwijdte hebben – dan zit het strak op de huid en rekt het mee.
Wat voor jou prettig zit, is heel persoonlijk. De één houdt van wat strakkere kleding, de ander draagt liever iets ruimers.
Vergelijken met je favoriete kledingstuk
Een goed breipatroon geeft niet alleen de kledingmaten, maar ook de afmetingen van het gebreide kledingstuk. Dat helpt enorm.
De makkelijkste manier om te bepalen welke maat je het beste kunt breien, is door een goed passende trui uit je kast te pakken en die op te meten. Let erop dat je een vergelijkbaar kledingstuk kiest – dus meet een trui als je een trui gaat breien.
Meet de breedte op borsthoogte, van oksel tot oksel, zoals aangegeven in het plaatje bovenaan.
Waarom die breedte zo belangrijk is
Een breipatroon is meestal opgebouwd vanuit de breedte: het aantal steken dat je opzet, hoeveel steken je mindert voor de armsgaten, enzovoort.
De lengte kun je vaak makkelijk aanpassen terwijl je breit, door wat meer of minder toeren te doen. Maar de breedte staat vast zodra je begint. Daarom is het zo belangrijk dat die klopt.
Overwijdte versus de breedte van een pand
De overwijdte gaat over de hele omtrek van een trui. De maten in een patroon geven meestal de breedte van het voor- of achterpand – dus de helft van de omtrek.
Voorbeeld:
Je borstomvang is 100 cm.
Zonder overwijdte zou het voorpand dan 50 cm breed zijn.
Wil je 5–10 cm overwijdte? Dan zoek je een maat waarbij de pandbreedte tussen de 52,5 en 55 cm ligt.
Dat lijkt een klein verschil, maar het kan een hele kledingmaat schelen. Daarom is het handig om een favoriete trui op te meten. Dan weet je wat jouw voorkeur is: wat strakker of juist wat ruimer.